27/05/2014
“ik heb een verschrikkelijke hekel aan iemand die beweegt, maar niet weet waar naartoe”
– Johan Cruijff –
Kunt u me ook vertellen welke kant ik nu op moet?
Dat hangt er vanaf waar je heen wilt, zei de kat
Dat maakt me niet zoveel uit, zei Alice
Dan maakt het ook niet uit welke kant je opgaat zei de kat.
-Lewis Carroll. Alice in wonderland –
Onderwijsinstellingen voor hoger onderwijs transformeren in de richting van professionele kennisorganisaties. Een belangrijk kenmerk van professionaliteit is dat er visiegericht gewerkt wordt. De WHW geeft duidelijke aanknopingspunten m.b.t. de vraag wat daarmee bedoeld wordt:
- In een professionele kennisorganisatie streven opleidingen en docenten naar Academische vrijheid/ professionele ruimte. Binnen de WHW hebben instellingen deze ruimte omdat zij zelf verantwoordelijk zijn voor de eindtermen en de inhoud van de opleidingen. Docenten bepalen daarbij, met elkaar, de aard, de inhoud en het niveau van dat onderwijs. Dit is een belangrijke stap richting professionele, verantwoordelijke docenten(teams).
- Professionaliteit betekent niet alleen verantwoordelijkheid nemen, maar je ook verantwoorden over de wijze waarop je de ruimte hebt ingevuld. Je moet de kwaliteit en het niveau van je onderwijs aantonen. Bijvoorbeeld via een accreditatie.
- De grootste kwaliteitsslagen worden gemaakt als docenten met elkaar een professioneel debat voeren over het eindniveau en de specifieke inkleuring of profilering van hun opleiding en de manier waarop ze dat eindniveau en profilering interpreteren. Als de professionals het daar over eens zijn, zal de weg om naar dat niveau toe te groeien eenduidiger worden. Vervolgens kan dan met elkaar besproken worden of de onderdelen die naar dit niveau leiden (onderwijseenheden) logisch, eenduidig en samenhangend zijn. Ook het professionele debat hierover, zal de kwaliteit doen verhogen.
Bovenstaande staat in contrast met de houding die in het hoger onderwijs de laatste jaren steeds vaker de kop opsteekt. Mede door de afbreukrisico’s die verbonden zijn aan heraccreditatie en mede door het publieke debat over de kwaliteit van het hoger onderwijs naar aanleiding van de Inholland affaire, zijn veel opleidingen in een angstkramp geschoten en naar mijn mening te passief geworden. Geef ons nu maar de criteria waarop ons eindniveau straks bij de accreditatie wordt afgerekend en zeg ons nu maar hoe we de onderzoekende houding van studenten moeten meten, dan weten we waar we aan toe zijn en kunnen ons daarop voorbereiden. Geef ons de lijstjes van Dunnenwijk, Hobeon en NQA en dan kunnen we aan de slag.
Maar zo is het hoger onderwijs niet ingericht. De felbevochten autonomie van het hoger onderwijs willen we toch niet inleveren tegen extern opgelegde lijstjes en landelijke gestandaardiseerd examens? Dit zou leiden tot homogenisering van het onderwijs, terwijl differentiëren en profileren juist de adagio’s zouden moeten zijn.
Nee, de metafoor van hoogvlakte met pieken, waarbij elke geaccrediteerde opleiding zich op de hoogvlakte (voldoende kwaliteit) bevindt, maar zich daar vervolgens t.o.v. elkaar gaat onderscheiden/ profileren (pieken) spreekt dan toch meer tot de verbeelding.
Bij deze metafoor hoort de idee dat het borgen van het eindniveau begint met het formuleren van een zo scherp mogelijke visie op dit eindniveau. Het gaat dan om de vraag: “Wat wil ik voor mijn specifieke opleiding, in mijn specifieke regio, met mijn specifieke academie- en facultaire speerpunten bereiken? Hoe onderscheid ik me daarbij van vergelijkbare opleidingen buiten mijn hogeschool? en Welke keuzes moet ik daarvoor maken?
Hier mag het echter niet bij blijven. Het expliciteren van je doelstellingen is namelijk niet voldoende. Verantwoorden van het al dan niet bereiken van je doelstellingen hoort er ook bij. Daarbij gaat het om vragen als “Hoe kan ik, gegeven mijn visie, meten dat mijn studenten dat inderdaad hebben bereikt en daarmee hbo waardig zijn?
Kern hierbij is dat we daarbij uit moeten gaan van pro-actieve opleidingen die zelf mans genoeg zijn om met elkaar, het beroepenveld, kenniscentra en studenten te bepalen wat voor hun het HBO niveau is en op basis van hun eigen normen en inhouden wel kunnen verantwoorden naar elkaar, studenten, NVAO en maatschappij waarom dit niveau bereikt is.
Het is van belang met elkaar een proces in gang te zetten dat niet alleen professioneel is, maar ook heel leuk. Immers: Het gezamenlijk werken aan een visie, het met elkaar debatteren over het niveau en de inhoud van het onderwijs en het met elkaar overeenstemming krijgen over de vraag hoe je dat nu kan meten, kortom het “professionele debat” is de ware invulling van “professionele ruimte” en daarmee de kern van professionaliteit.
Nu de Vereniging voor Hogescholen het rapport “Eindrapport expertgroep Protocol heeft geleverd, is de tijd gekomen om, met dit rapport in de hand, werk te maken van een visiegericht beoordelingskader voor het eindniveau en in het verlengde hiervan: werk te maken van de professionele kennisorganisatie. Ik heb hier, vanuit verschillende rollen bij verschillende hogescholen de afgelopen jaren veel ervaring mee opgedaan. Vanuit deze ervaring kan en wil ik uw opleiding daarbij ondersteunen.
Interesse? neem dan contact op voor een vrijblijvend gesprek.
dr. Paul van Deursen