03/04/2012
Als lid van de agendacommissie van het Nederlands Netwerk Kwaliteit Hoger Onderwijs, organiseerde ik samen met Annemieke Voets (Avans) de bijeenkomst van donderdag j.l. Gezien mijn interesse voor de relatie tussen kwaliteit en HRM kozen wij voor het onderwerp “Kwaliteitscultuur”, en dan met name de rol hierbij van docenten (kwaliteit is immers mensenwerk).
Onze gastsprekers van de middag, Tonnie Huibers van Avans Hogeschool en Adriaan Mellema & Robbert Pas van Fontys Hogescholen hadden hiermee, ieder vanuit een eigen invalshoek, ervaring opgedaan die ze met ons wilden delen.
Tonnie Huibers (Avans) heeft bij de implementatie van de kwaliteitscultuur een integrale aanpak gebruikt, waarbij hij zowel aandacht had voor systemen, structuren, processen als mensen. In deze integrale aanpak wordt veel nadruk gelegd op het “gezamenlijk” oppakken van initiatieven. Een voorbeeld hiervan zijn de zogenaamde carousselsessies waarbij docenten met elkaar in gesprek gaan over aspecten van het onderwijs die nog niet lekker lopen en samen naar oplossingen zoeken. Daarnaast heeft hij binnen zijn opleiding kernteams samengesteld waarbinnen geen hiërarchische verhoudingen bestaan. Het team heeft hierbij verregaande verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld voor het ontwerpen, ontwikkelen, evalueren en bijstellen van het onderwijs. Het team bewaakt ook de horizontale en verticale samenhang van haar curriculumonderdeel. Mede door het leren van fouten worden teamrollen steeds beter op elkaar afgestemd en worden de teams gaandeweg steeds zelfstandiger. Het is de rol van de manager om zich langzaam maar zeker steeds verder terug te trekken uit de dagelijkse problemen en deze door de teams zelf te laten oplossen.
Mellema en Pas (Fontys) hanteren een iets andere insteek. Ook zij leggen steeds meer verantwoordelijkheid bij de teams en de professionals, maar binnen krachtige, van bovenaf opgelegde kaders en richting een scherp geformuleerde visie. Professionals krijgen de tijd en de ruimte om aan te sluiten, maar de richting en de bandbreedte is bepaald. Het beroepenveld wordt in het onderwijs als stuwende kracht neergezet, de docenten worden aangesproken op hun resultaten, hun professionaliteit en de wijze waarop ze in comakership met dit beroepenveld hun onderwijs ontwikkelen en uitvoeren. Het is een eis dat elke onderwijseenheid wordt ontwikkeld en verzorgd in samenwerking met het beroepenveld. Docenten laten transparant aan elkaar zien welke expertises en competenties zij bezitten. De modulenleiders bepalen vervolgens welke docenten zij voor welke onderdelen vragen. Competente docenten worden door verschillende modulenleiders gevraagd en kunnen hun werkinhoud hierdoor zelf invullen. Zwakkere docenten worden minder gevraagd. Dit alles wordt transparant. Het is aan de docenten zelf een individueel (scholings)plan van aanpak te maken om leegloop in de toekomst te beperken. Het eigenaarschap wordt hiermee heel duidelijk bij de professional en de teams gelegd.